Het KRP staat sinds begin deze maand open voor pedicures met opleidingsniveau 3. Met een inschrijving in het KRP laat je zien dat je steeds bij- en nascholing volgt. Cliënten weten zo dat je aan de kwaliteitseisen voldoet.
Kennis op peil
Tot nu toe was het kwaliteitsregister alleen open voor medisch pedicures. Daarnaast waren er drie deelregisters: Diabetische Voet, Reumatische Voet en medische pedicure Oncologie. Nu is er dus ook een basisregister voor pedicures. Cliënten zien dan op de pedicurezoeker dat je je kennis en ervaring op peil houdt. Dit betekent dat je de komende drie jaar 24 accreditatiepunten moet halen. Inschrijven doe je op de site van ProCERT.
Dit laten nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zien. Nog steeds zijn meer mannen dan vrouwen ‘economisch zelfstandig’. Het CBS houdt sinds 1977 cijfers bij. Voor mannen geldt al die tijd dat ongeveer acht van de tien hun eigen broek kunnen ophouden. De jongste generatie vrouwen komt daar dichtbij in de buurt.
Zelfstandigen
Het CBS kijkt ook naar zelfstandigen, zoals bijvoorbeeld veel pedicures zijn. Vrouwen die als zelfstandige zonder personeel werken, hebben gemiddeld een veel lager inkomen dan mannen die dat doen. Mannen: € 53.600 per jaar; vrouwen € 33.600. Bij ondernemers met personeel in dienst is het verschil iets kleiner. Mannen: € 78.300 per jaar; vrouwen: € 64.100.
Het aantal Nederlanders dat in 2019 wekelijks ging sporten was meer dan 10 miljoen (65 procent van de bevolking). Vorig jaar waren dat er iets meer dan 9,5 miljoen (60 procent). In het coronajaar 2021 kwam het zelfs net onder de 9 miljoen (56 procent). En die sporters sporten ook nog eens minder vaak. In 2019 9 keer per maand, in 2021 8,3 keer en in 2023 slechts 8 keer. De grootste dip zit bij meiden tussen 13 en 18 jaar. In 2019 deden 3 op de 4 meiden aan sport (76 procent), in 2021 was het 61 procent en nu 63 procent. Bovendien sporten ze steeds minder vaak per maand: in 2019 12 keer, in 2021 7,5 keer en vorig jaar 7,4 keer.
De jubilarissen ontvingen een bloemetje en een gesigneerd exemplaar van het boek ‘Voetsporen, een ode aan de voet’. Dit gebeurde na afloop van de algemene ledenvergadering van de brancheorganisatie. Het beleidsprogramma 2025-2030 wat het belangrijkste onderwerp waar de 150 aanwezige pedicures zich over bogen in Veenendaal. De leden kozen Judith Meijer tot bestuurslid. Hans Fiolet werd vanwege zijn jarenlange inzet voor ProVoet benoemd tot erelid.
Het initiatief voor deze bijzondere manier van samenwerken komt van Roswitha Ots-Grunewald, pedicure sinds 2004. “Ik streef steeds naar het verhogen van de kwaliteit. Juist daarom verlangde ik naar de directe samenwerking met andere medisch pedicures. Zodat je elkaar naar een hoger niveau tilt. Hoe bereik je dat beter dan onder één dak?” In 2021 opent ze het pedicurecentrum: drie behandelkamers, een wachtruimte, een kantoor, een keuken en een toilet.
Elkaar helpen
Vijf (medisch) pedicures hebben hier onderdak. Ze runnen ieder een eigen zelfstandige bedrijf met een eigen bedrijfsnaam én ze gedragen zich als goede collega’s van elkaar. Roswitha: “Ieder is hier volkomen vrij in hoe ze haar bedrijf wil inrichten. Ieder voert haar werk op eigen wijze uit. Tegelijkertijd helpen we elkaar.”
‘Ik ben beter geworden’
Dat gaat meestal spontaan. Ze vragen elkaar om even mee te kijken wanneer een van hen daar behoefte aan heeft. Dat vraagt dan hooguit een paar minuten. Medisch pedicure Sophia Doublal: “Door deze samenwerking ben ik absoluut een betere medisch pedicure geworden. Dat is niet onopgemerkt gebleven, want het heeft me al veel tevreden cliënten opgeleverd.”
Podopost gaat in nummer 3 (verschijnt 13 juni) ‘Op bezoek’ bij de vijf pedicures in Landgraaf.
Deze mensen hebben (grote) moeite om informatie over hun gezondheid en over gezondheidszorg te vinden, te begrijpen en te gebruiken. Dit maakt het moeilijk voor hen om beslissingen te nemen over hun gezondheid en de zorg die ze misschien nodig hebben. Ze vinden het vaak lastig om hun weg te vinden in de zorg. Ook hebben ze moeite om met zorgverleners te praten. Daardoor is het lastig voor hen om met gezondheid en ziekte om te gaan. Dat heeft tot gevolg dat ze vaker een slechte gezondheid hebben. Onvoldoende en beperkte gezondheidsvaardigheden komen in het bijzonder voor bij ouderen en mensen met een praktische opleiding.
Hoe daarmee om te gaan
Kennisinstituut Pharos geeft informatie over hoe je kunt communiceren met mensen die onvoldoende of beperkte gezondheidsvaardigheden hebben.
Het akkoord legt de nadruk op betaald werk, en de zekerheid die dat geeft. Terwijl er ook andere manieren zijn om aan de samenleving deel te nemen. Dat schrijft het Sociaal-Cultureel Planbureau (SCP) in een reactie op het hoofdlijnenakkoord. De toekomstige regering zou de onderlinge solidariteit en sociale samenhang moeten versterken. Dit om tegenstelling in de samenleving niet groter te maken. En om te zorgen dat iedereen kan meedoen en kansen heeft. Ook de zorg vraagt steeds meer om onderlinge solidariteit. Daarom zijn vrijwilligerswerk en mantelzorg belangrijk.
Stress verergert veel parkinsonsymptomen, terwijl veelgebruikte dopaminemedicatie dan juist minder goed werkt. Soms kan extreme stress zelfs de ziekte ‘ontmaskeren’. Kunnen we medicatie gebruiken die zich op het stresssysteem richt?, zo vroeg Van der Heide zich af. Het blijkt dat door het onderdrukken van het stresssysteem met propranolol de tremor (trillen) kan verminderen, een symptoom dat sterk reageert op stress.
Tijdens de covid-19-pandemie zijn de effecten van langdurige stress, door bijvoorbeeld sociale isolatie, onderzocht. Deze stress zorgde voor verergerde parkinsonsymptomen. De psychische gezondheid en sociale steun vóór de pandemie voorspelden sterk de mate van stressgevoeligheid tijdens de pandemie, ongeacht de ernst van de bewegingsproblemen. De pandemie verhoogde ook depressieve klachten bij stressgevoelige mensen met parkinson. Gelukkig kunnen stressverlagende technieken, zoals mindfulness, helpen om beter met stressvolle situaties om te gaan en daarmee klachten te verminderen, concludeert ze.
Dit is nodig omdat ouderen met sacropenie een hoger risico hebben op overlijden, zeker als er ook sprake is van obesitas. Dit blijkt uit een deelonderzoek van de Rotterdam Study. In deze studie bleken sarcopenie en sarcopene obesitas veel voor te komen bij oudere mensen en werden deze ook geassocieerd met sterfte door alle oorzaken. Bijkomende veranderingen van de lichaamssamenstelling versterkten dit risico, onafhankelijk van leeftijd, geslacht en BMI.
Bij 2,2 procent van de groep bleek sprake te zijn van sarcopenie en bij 5 procent van de groep is sarcopene obesitas vastgesteld. Daarnaast was er bij 11,1 procent van de groep waarschijnlijk sprake van sarcopenie omdat ze laag scoorden op handknijpkracht. Bij de deelnemers met waarschijnlijke sarcopenie was de kans op overlijden 29 procent hoger dan bij deelnemers zonder sarcopenie. Bij de ouderen met een bevestigde sarcopenie was de kans 93 procent hoger. Deelnemers met een BMI boven de 27 in combinatie met een lage spierfunctie en een veranderde lichaamssamenstelling werden beschouwd als hebbende sarcopene obesitas. In deze groep hadden degenen met één afwijkende component van de lichaamssamenstelling een 94 procent hogere kans op overlijden dan deelnemers zonder sarcopene obesitas. Deelnemers met twee afwijkende componenten van de lichaamssamenstelling hadden zelfs een nog grotere kans op overlijden, maar die groep was heel klein.
[tussenkop] Vroege screening noodzakelijk
Volgens de onderzoekers zou screening op spierfunctie – bijvoorbeeld met meten van handknijpkracht – een eerste stap moeten zijn om duidelijk maken of er sprake is van sarcopenie, al dan niet in combinatie met obesitas. De screening zou kunnen worden geïmplementeerd in de eerstelijnszorg. Bovendien vinden de auteurs dat vroege niet-farmacologische interventies, zoals voeding en bewegingstraining, moeten worden uitgevoerd om het begin van sarcopenie te vertragen en te behandelen, met name bij sarcopene obesitas.
Onderzoekers van het Social Brain Lab van het Nederlands Herseninstituut en het Universitair Ziekenhuis Essen (Duitsland) voerden een analyse uit van eerdere studies naar de effectiviteit van aanraking. ‘Het doel van onze studie is om de honderden individuele studies die er zijn te benutten om te identificeren welk type aanraking het beste werkt’, legt professor Christian Keysers, directeur van het Social Brain Lab, uit. ‘Wat als je geen vriend of partner in de buurt hebt om je te omhelzen? Zou aanraking van een vreemde of zelfs een machine ook helpen? En hoe vaak? De studie laat duidelijk zien dat aanraking inderdaad geoptimaliseerd kan worden, maar de belangrijkste factoren zijn niet noodzakelijkerwijs degene die we vermoeden.’
Het is interessant dat het niet uit lijkt te maken door wie je aangeraakt wordt, op wat voor manier dit gebeurt en hoelang het duurt: alles heeft dezelfde impact. Een uitgebreide massage door een therapeut kan net zo effectief zijn als een snelle knuffel van een vriend. Althans, totdat we rekening houden met de frequentie van de interventie. Hoe vaker een aanrakingsmoment, des te groter lijkt de impact te zijn. Een snelle knuffel zou dus potentieel nog meer effect kunnen hebben dan een massage wanneer deze vaker wordt herhaald.
Robots
Opvallend is ook dat interventies met objecten of robots net zo effectief kunnen zijn als aanrakingen door mensen. Tenminste, als het gaat om ons fysieke welzijn. Robot- en objectinterventies blijken minder effectief te zijn voor onze mentale gezondheid. Mentale gezondheidsstoornissen zoals angst of depressie vereisen mogelijk toch menselijke aanraking.