Wat wij nu een teen noemen, daarvoor hadden we in de dertiende eeuw het woord tee. Je sprak dus over één tee. Of eventueel toe, zoals ze in het Engels een teen nog steeds noemen. Het meervoud van tee was teen. (“Ik heb tien teen.”) Ergens tussen toen en nu moet dat zijn gaan wringen. Dat zou misschien kunnen komen omdat de oorspronkelijke uitspraak ‘teën’ (dus met een dubbele klank) was, maar dat die was afgesleten tot de uitspraak ‘teen’. Of omdat de mensen teen beschouwden als een verzamelnaam voor het tiental uitsteeksels aan onze voeten. De taalgebruikers herkenden in elk geval teen niet meer als meervoud. Een nieuwe meervoudsvorm was nodig. En – hopla! – daar waren onze tenen.
‘Twee schoen’ klonk gek
Met het woord schoenen is hetzelfde gebeurd. In de dertiende eeuw had je het over één schoe (vergelijk het met het Engels shoe en het Duitse Schuh), en twee schoen. Ook hier: misschien uitgesproken als ‘schoeën’. Op het moment dat ‘twee schoen’ gek begon te klinken, gingen we ‘twee schoenen’ dragen.
* Met dank aan de ‘Taalkalender’ van Onze Taal en het ‘Groot etymologisch woordenboek’ van Van Dale.