De meeste mantelzorgers zorgen voor een ouder of een partner. Dat geldt voor acht op de tien. Het onderzoek laat niet direct zien hoe zwaar mantelzorgers hun taak ervaren. Indirect is er wel een aanwijzing. Vier op de tien mantelzorgers denken ermee te stoppen, als de zorgverzekeraar vervangende mantelzorg zou vergoeden.
Afhaken
Een ander nieuw onderzoek is daar duidelijker over. Nivel ondervroeg mantelzorgers van mensen met dementie. Ongeveer één op de vier denkt deze zorg niet een jaar lang te kunnen volhouden: bij vrouwelijke mantelzorgers denkt 31 procent af te haken, bij mannelijke 21 procent. Vooral de combinatie met de zorg voor een gezin of met een baan maakt het moeilijk.
De code vraag je voortaan op de website van Vektis. Je moet er een aantal vragen beantwoorden en je vult je e-mailadres in. Vektis stuurt je vervolgens een e-mail. Daarmee kun je je aanvraag afronden. Een groot voordeel is dat je de aanvraag nu digitaal kunt ondertekenen. De regels voor de erkenningen en kwalificaties zijn niet veranderd. Je kunt alleen een AGB-code aanvragen als je geregistreerd bent in het kwaliteitsregister als Medisch Pedicure.
Nieuwe specialisatie
AGB-code staat voor AlgemeenGegevensBeheer-code. Op de website van Vektis geef je ook wijzigingen door. Bijvoorbeeld als je een nieuwe specialisatie hebt, of een ander adres. Kom je er niet uit of heb je vragen? Neem dan contact op met Vektis, zij helpen je graag verder.
“Bij ons zijn studenten zelf verantwoordelijk voor het vinden van een erkend leerbedrijf via platforms zoals stagemarkt.nl”, vertelt Erna van Fliert. “Ze hebben de vrijheid om hun werktijden en dagen in overleg met het stagebedrijf te bepalen, zolang ze voldoen aan het minimaal vereiste aantal uren. Voor BOL-opleidingen betekent dit minimaal 350 uur stage, voor BBL-opleidingen betekent dit minimaal 610 stage-uren per jaar.” Tijdens de stage passen de studenten de vaardigheden toe die ze op school hebben geleerd.
Praktijkervaring ontzettend belangrijk
De studenten van Amice Academy hebben na ongeveer een maand onderwijs al voldoende kennis in huis om diverse werkzaamheden uit te kunnen voeren. “Studenten lopen dan ook al snel stage bij ons. Praktijkervaring opdoen is ontzettend belangrijk. Dit mag ook bij meerdere bedrijven. Voorwaarde is wel dat het een erkend leerbedrijf is en dat alle verplichte onderdelen worden afgerond.”
Makkelijker stagelopen
Amice Academy biedt ook de Brancheopleiding gegeven. Hierbij moeten studenten in totaal tien uur stage lopen. Dat er voldoende stageplaatsen zijn is heel belangrijk, vindt Erna. Zowel voor de branche- als voor de MBO-opleiding. “Ik ben blij met de aandacht van ProVoet. Hoe meer erkende leerbedrijven er zijn, hoe makkelijker er stage gelopen kan worden en er nieuwe pedicures kunnen instromen.”
ProVoet organiseert als branchevereniging een gratis webinar. Daarin kun je zien hoe leuk het is om stagiaires te begeleiden, hoe het vak er beter van wordt, wat je er zelf van kunt leren en hoe eenvoudig het is om je te registreren als erkend leerbedrijf. Het webinar is op 10 oktober 2024 om 15.30 uur. Je kun je hier aanmelden.
Mensen met diabetes type 1 maken zelf te weinig insuline aan doordat het afweersysteem de cellen die insuline aanmaken afbreekt. Bij diabetes type 2 is het lichaam minder gevoelig geworden voor insuline en kan er te weinig insuline aangemaakt worden. Van 2011 tot 2022 is er een lichte stijging te zien in het aantal mensen met diabetes type 2. Waarschijnlijk komt dit (deels) door de toenemende vergrijzing in Nederland. Het aantal mensen met diabetes type 1 is over deze periode nagenoeg gelijk gebleven. De gemiddelde leeftijd waarop mensen de diagnose diabetes krijgen is sinds 2011 licht gedaald, maar lijkt zich nu te stabiliseren. Voor diabetes type 1 wordt de diagnose op een gemiddelde leeftijd van 30 jaar gesteld en voor type 2 op 60 jaar.
Ten opzichte van de Nederlandse bevolking komen bij mensen met diabetes type 1 vooral oogaandoeningen en aandoeningen van de urinewegen vaker voor. Daarbij was er vooral sprake van beschadigingen aan het netvlies in het oog. Bij mensen met diabetes type 2 komen vooral stofwisselingsziekten, aandoeningen van het bloed en de urinewegen en hart- en vaatziekten vaker voor dan bij de algemene bevolking. Met als meestvoorkomende, aan diabetes gerelateerde aandoeningen beschadigingen aan het netvlies van het oog en obesitas.
Maar liefst 60 procent van de respondenten ervaart problemen bij het voorschrijven van een adequate schoentechnische voorziening. Zorgverzekeraars lijken steeds meer op de stoel van de revalidatiearts te gaan zitten. De meeste klachten die de Commissie Hulpmiddelen van de VRA signaleert gaan over het afwijzen van (semi) orthopedische schoenen door de zorgverzekeraar op basis van kosten en zonder inhoudelijke argumenten. Maar ook passen zorgverzekeraars soms eenzijdig de voorwaarden aan, zoals de vervangingstermijn. Daarnaast gingen kleinere orthopedische schoenmakerijen op in grotere internationale orthopedische instrumentmakerijen.
De Commissie Hulpmiddelen van de VRA neemt de antwoorden en opmerkingen uit de enquête mee in gesprekken met de brancheorganisatie, het VRA-bestuur en Beroepsbelangencommissie (BBC).
Experimentele resultaten geven aan dat GBC-hydrogels goede zelfherstellende, afschuifverdunnende, injecteerbare en zwellende eigenschappen vertonen. GBC-hydrogels versnellen de DFU-genezing en verbeteren de weefselremodellering en collageenafzetting. De studie biedt volgens de onderzoekers een nieuwe aanpak voor het ontwikkelen van responsieve hydrogels om de genezing van diabetische voetzweren te versnellen.
Literatuuronderzoek in PubMed-, Embase-, Scopus- en Cochrane-databases werd uitgevoerd volgens PRISMA-richtlijnen. Er zijn zeven studies opgenomen die melding maken van voetgerelateerde problemen bij werknemers die veiligheidsschoenen dragen. Ondanks de uitgebreide verscheidenheid aan veiligheidsschoenen rapporteerden alle onderzoeken consistent symptomatisch ongemak en pijn. De ongemakken waren onder meer hitte, zweten, zwaarte en flexibiliteit van het schoeisel, met primaire problemen in de tenen, neus of middenvoetplooi. De pijnprevalentie varieerde van 42,3 tot 60,8 procent in verschillende anatomische regio’s. Irriterende contactdermatitis was de meestvoorkomende (97,9%) voetdermatose, maar er werden ook andere voetlaesies gemeld: droge huid (30,2%), eelt (30%), harde nagels (28%), likdoorns (27%) en blaren.
De huidige veiligheidsschoenen zijn ontworpen om te voldoen aan de veiligheidsvoorschriften, maar worden beïnvloed door het veelvuldig optreden van ongemakken en voetproblemen. Uit het literatuuronderzoek zijn zwakke punten in bepaalde ontwerpkenmerken gebleken. Er zijn aanbevelingen gedaan om de ontwikkeling van veiligheidsschoenen te verbeteren.
Wetenschappers komen tot die conclusie na het analyseren van gegevens van 3.139 mensen (waarvan 66 procent mannen) tussen de 46 en 65 jaar oud. Ze berekenden een score voor lichaamssouplesse, die ze de ‘flexindex’ noemden. Deze score is gebaseerd op het passieve bewegingsbereik van twintig verschillende bewegingen (elk beoordeeld van 0 tot 4) voor zeven verschillende gewrichten, met een totale score die kan variëren van 0 tot 80. De flexindex bleek 35 procent hoger bij vrouwen dan bij mannen.
Bijna dertien jaar later namen de onderzoekers de balans op. En ze ontdekten dat er tegen die tijd 302 mensen (9,6 procent) waren overleden, waaronder 224 mannen en 78 vrouwen. Opvallend genoeg vertoonde de flexindex een omgekeerde relatie met het risico op overlijden: mensen met een hogere flexindex leefden bijna 10 procent langer dan degenen met een lagere score, ongeacht of het om mannen of vrouwen ging. Na aanpassing voor leeftijd, bodymassindex en gezondheidstoestand bleek dat mannen en vrouwen met een lage flexindex respectievelijk 1,87 en 4,78 keer meer kans hadden om te overlijden dan degenen met een hoge flexindex.
Volgens onderzoeker Claudio Gil Araújo kan op basis van de studie geen definitief mechanisme vastgesteld worden dat de link tussen lage lichaamssouplesse en vroegtijdige sterfte verklaart. ‘Desondanks kunnen we aannemen dat een lagere lichaamssouplesse samenhangt met kwetsbaarheid, minder zelfstandigheid, verminderde beweging en mogelijk een hoger aantal vallen, wat kan bijdragen aan een verhoogd risico op vroegtijdig overlijden. Het is ook mogelijk dat andere subklinische of klinische aandoeningen, zoals endotheliale dysfunctie, diabetes, hypertensie en obesitas, gerelateerd zijn aan slechte flexibiliteit.’
Het is het resultaat van internationaal onderzoek naar consensus onder 29 obesitasexperts uit Europa en Noord-Amerika, uitgevoerd door de European Association for the Study of Obesity onder leiding van prof. Gijs Goossens van het Maastricht UMC+. De experts zijn het erover eens: de diagnose van obesitas moet verder gaan dan alleen het meten van BMI (de verhouding tussen het gewicht en lengte van een persoon). Het nieuwe raamwerk neemt niet alleen een vergrote buikomvang, maar ook medische, functionele en psychologische gezondheidsrisico’s mee in de diagnose en in de overweging omtrent de behandeling.
Buikvet
Meer dan alleen de BMI, zorgt juist teveel buikvet voor een groter risico op hart- en vaatziekten en diabetes type 2. Ook mensen met een BMI onder de obesitasgrens van 30 kunnen door een ophoping van buikvet ernstige gezondheidsproblemen ontwikkelen. Bovendien kunnen deze mensen daarnaast last hebben van andere gezondheidsklachten, zoals gewrichtspijn of somberheid. De experts raden tevens aan om niet alleen te focussen op gewichtsverlies, maar ook op de preventie en verbetering van gezondheidsproblemen en de kwaliteit van leven.
De staatssecretaris vindt het zorgelijk dat een aanzienlijk deel van de groep fysiotherapeuten overweegt om de eerstelijnszorg te verlaten. Volgens haar is er een samenhangend pakket maatregelen nodig. De staatssecretaris noemt de ontwikkelingen rondom het Kwaliteitskader fysiotherapie en oefentherapie, meer fysiotherapie vergoeden uit het basispakket, het verbeteren van de organisatiegraad en de mogelijkheid van gezamenlijk contracteren. Via die maatregelen werkt ze aan het versterken van de eerstelijnszorg.
Opvallend in de antwoorden is de suggestie dat er collectief onderhandeld zou mogen worden over tarieven. Beroepsvereniging KNGF ziet dit in de praktijk nog steeds niet gebeuren, omdat hiervoor door de ACM weinig ruimte geboden wordt. KNGF is wel positief over de aankondiging dat de staatssecretaris in overleg gaat met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ‘over of het zinvol is om onderzoek te doen naar het functioneren van de markt voor fysiotherapie op de langere termijn’. De komende tijd wil KNGF hierover met de NZa nader in gesprek.
Bekijk alle antwoorden op de website tweedekamer.nl.
